Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het voortgezet onderwijs

 

Artikel 35 Benoembaarheid onderwijsondersteunende functionarissen
1
De onderwijsondersteunend functionaris kan worden belast met in artikel 36, derde lid, bedoelde werkzaamheden in het voortgezet onderwijs indien deze:
a
in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven ingevolge de Wet justitiƫle en strafvorderlijke gegevens, die op het tijdstip van overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder is dan 6 maanden, en
b
in het bezit is van een getuigschrift afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of de Wet educatie en beroepsonderwijs, dat is voldaan aan de in artikel 36, derde lid, bedoelde bekwaamheidseisen of
c
in het bezit is van een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, verleend ten aanzien van de door hem te verrichten werkzaamheden, of
d
volgens bij algemene maatregel van bestuur te geven regels zijn bekwaamheid heeft aangetoond, en
e
niet krachtens rechterlijke uitspraak is uitgesloten van het verrichten van die werkzaamheden.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op een onderwijsondersteunende functionaris voor zover deze is belast met werkzaamheden in verband met contractactiviteiten.
3
De onderwijsondersteunende functionaris die niet voldoet aan de eisen van het eerste lid, onder b, c of d, mag voor zover het werkzaamheden betreft waarvoor op grond van artikel 36, derde lid, bekwaamheidseisen zijn vastgesteld, niettemin met die werkzaamheden worden belast, voor een periode van ten hoogste twee jaren. Aan de eerste volzin wordt uitsluitend toepassing gegeven indien het bevoegd gezag en betrokkene in ieder geval schriftelijk hebben verklaard dat betrokkene verplicht is zich in te spannen om binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor die werkzaamheden. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van de eerste volzin.
4
Ten aanzien van studenten aan een opleiding als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en deelnemers aan de beroepsbegeleidende leerweg van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs die in het kader van die opleiding onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten waarvoor op grond van artikel 36, derde lid, bekwaamheidseisen zijn vastgesteld, kan voor de duur van die werkzaamheden worden afgeweken van het eerste lid onder b tot en met d.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •